Gegeneraliseerde angststoornis

Iemand met een gegeneraliseerde angststoornis is eigenlijk altijd overmatig bang, heeft bange voorgevoelens, denkt dat alles mis zal gaan (doemdenken), piekert vaak of bijna constant en kan niet goed met deze angst omgaan. Er is geen duidelijk verband met een bepaalde situatie. De angst kan wel op het ene moment erger zijn dan op het andere, maar er zijn vaak geen duidelijke angstaanvallen. Het gaat om een chronische, eigenlijk levenslange aandoening die niet gemakkelijk psychologisch te behandelen is. Ook bij deze gegeneraliseerde angststoornis zijn antidepressiva effectief en ze verdienen de voorkeur boven benzodiazepinen. Benzodiazepinen verdienen bij de behandeling van een gegeneraliseerde angststoornis echter een grotere rol dan bij de behandeling van bijvoorbeeld een paniekstoornis of een gegeneraliseerde sociale angststoornis, omdat een gegeneraliseerde angststoornis met lage doseringen benzodiazepinen behandeld kan worden. In dat geval wordt men niet of nauwelijks suf van de benzodiazepine, steeds hogere doseringen zijn niet nodig voor het gewenste effect en afhankelijkheid treedt niet op. Als men het middel op deze wijze gebruikt, is er geen bezwaar tegen langdurig gebruik van de benzodiazepine.

Gegeneraliseerde sociale angststoornis

Bij een gegeneraliseerde sociale angststoornis is men in allerlei situaties bang voor schut te staan. Door te knoeien tijdens een diner of feest bijvoorbeeld, in gezelschap een boer te laten, of mensen op andere manieren lastig te (moeten) vallen of in een pijnlijke situatie te brengen. Als gevolg daarvan vermijdt men allerlei sociale situaties. Om dezelfde redenen als bij paniekstoornissen verdienen antidepressiva de voorkeur en zijn benzodiazepinen eigenlijk alleen aan te bevelen als behandelingen met antidepressiva gefaald hebben.

Depressies

Benzodiazepinen zijn bij depressies alleen op hun plaats als co-medicatie in de eerste twee tot vier weken van de behandeling met antidepressiva. Antidepressiva werken namelijk pas na twee tot vier weken. Benzodiazepinen helpen heel goed bij het overbruggen van deze tijd. Na een week of vier moeten ze gestopt worden, want dan hebben ze geen effect meer en neemt alleen het risico van afhankelijkheid toe.

Slaapstoornissen

Slaapmiddelen helpen niet goed als mensen vinden dat ze te weinig slapen terwijl dat niet het geval is. Dat komt bijvoorbeeld veel voor bij ouderen. In zulke gevallen is de slaap dus niet verstoord of abnormaal en is een slaapmiddel niet op zijn plaats. Zoals eerder gezegd op deze website, werken benzodiazepinen vooral bij slaapproblemen die samenhangen met angst en stress. Voordat men daarvoor een slaapmiddel gaat gebruiken, is het verstandig andere, eenvoudigere maatregelen te proberen. Deze worden onder de term ‘verbetering van slaaphygiëne’ samengevat en hebben verrassend vaak succes als ze serieus worden genomen.

Bij veel slaapproblemen helpen benzodiazepinen niet goed. In de inleiding werden genoemd: slaapwandelen, nachtmerries, slaapproblemen bij patiënten met depressies of psychosen, slaapproblemen door pijn, door ademhalingsproblemen (apneu) of in samenhang met allerlei andere ziekten (onder andere astma, reuma, hart- en vaatziekten). Een aantal slaapproblemen en behandelingsopties worden hieronder uitgebreider behandeld.